Artikel 09
Youth Exchange Mix
De redactie ontving een aantal interessante artikelen over Youth Exchange die beslist de moeite waard zijn om te lezen en deze willen wij jullie dan ook niet onthouden!
Heimwee naar mijn dochter
Alhoewel dit artikel niet specifiek over Rotary gaat; een interessant artikel uit het Volkskrant Magazine over (jaar)uitwisseling in alle vormen en wat dat doet met kind en ouders.
Tekst Theo Stielstra, Martyn F. Overweel
Gepubliceerd op 24 oktober 2009 00:00, bijgewerkt op 26 oktober 2009 16:44
Jaarlijks vertrekt een groeiend aantal scholieren, met of nog zonder einddiploma op zak, naar het buitenland. Voor een tussenjaar of voor een jaar buitenlands onderwijs. Hun wel en wee is op weblogs en Facebook te volgen. Maar hoe vergaat het hun ouders? Magazineredacteur Theo Stielstra zwaaide een jaar geleden zijn dochter uit. ‘Ja, achteraf viel het allemaal erg mee.’
Ouders van een scholier die een jaar naar een buitenlandse high school gaat staan er mooi alleen voor. De scholieren staat overzee een programma vol vertier te wachten, er zijn lieve area representatives om hen in de donkere uren op te beuren, en voor de overzeese gastouders zijn er speciale parents appreciation days om ze te vertellen dat ze kanjers zijn. Maar voor óns bracht de postbode nooit pakketjes met drop of chocoladeletters.
Klagen we dan? Nee. Moet er meer aandacht komen voor de moeilijke positie van thuisblijvende ouders? Alstublieft niet. We hebben het allemaal onszelf aangedaan. Tenslotte: wie heeft zoon of dochterlief toestemming gegeven, wie heeft het uitwisselingsjaar betaald, wie heeft ze naar Schiphol gebracht? Nou dan.
Maar voor een keertje mag het best eens worden gezegd: voor ouders van een scholier die zichzelf lekker een jaar op een buitenlandse middelbare school gaat ontplooien, valt het soms ook niet altijd mee. Niet alleen is onze 16-jarige in het verre buitenland wel eens homesick geweest; ook wij, haar ouders, hebben wel eens dagen met een knoop in onze buik rondgelopen. En denk maar niet dat wij de enigen waren met zulke verschijnselen.
Wat ging vooraf aan die 23ste augustus vorig jaar, toen we onze dochter, op dat moment 15 jaar oud, uitzwaaiden op Schiphol? Laten we beginnen met haar droom, en tevens de droom van veel tieners, zo lazen we het afgelopen jaar op hun zorgvuldig bijgehouden weblogs. De meisjes zagen een verblijf in het buitenland soms al vanaf hun 12de of 13de voor zich. De jongens meestal iets later pas. Aangestoken door mierzoete beelden uit films als – ja hoor, ga ze maar huren voor je kroost – High School Musical (1,2 en 3), Hannah Montana, of Beugelbekkie. Het speelt zich allemaal af in onwijs leuke omgevingen, ergens in de VS, waar bovendien altijd de zon schijnt. Met vreemde, maar immer afwezige ouders, zodat de tienerhelden lekker hun eigen gang kunnen gaan. Onze exchange-studenten in spe wilden allemaal zo’n vriend of vriendin uit de film met zo’n ronkende Chevy, een vriendin met lang zijdezacht prachthaar en een tandpastaglimlach of een coole, gevatte en sportieve jongen.
Sterker: ze wilden eigenlijk zelf zo zijn. Ze droomden ervan gekozen te worden als cheerleader, ze hoopten op zo’n rammelende metalen locker in de lange schoolgangen, ze wilden een date, opgehaald worden met een limo voor de prom night, ze wilden dansen met een basketbal-dude.
De jongens droomden ook: te worden ontdekt als een natuurtalent in ijshockey of basketbal.
En verdomd. Soms kregen ze precies waarvan ze droomden. Op zulke momenten zijn hun weblogs klaterende watervallen. Maar vaker ontbrak er wat aan de droom. Gelukkig maar. En zo maakten de 15-, 16-, 17- of 18-jarigen mee dat hun vriendinnen geen mooie pick-uptruck hadden, maar hooguit een oude Honda van hun oma. En veel vaker moesten ze gewoon met de schoolbus mee. De school had wel lockers, maar deed niet aan cheerleaders, en – gelukkig – konden ze wel een prom-jurk kopen, maar de limo konden ze schudden. Zo’n jaar in het buitenland kost namelijk toch al handenvol geld. En in plaats van Ultrabrite-smiles hadden ze een lieve, maar ook tamelijk mollige boerentrien als vriendin, althans dat vonden hun vaders thuis in Nederland.
En zeg niet dat ze niet goed waren voorbereid. De highschooluitwisselingsorganisatie – of het nu STS, EF, Youth for Understanding of Travel Active was – hebben beslist hun best gedaan. De kinderen, doorgaans uit bereisde en welstandige gezinnen, gezinnen met een open blik op de wereld, waren naar behoren voorbereid op de mentale ups en downs.
Er zijn voorlichtingsdagen, folders, boekjes, heel veel weblogs van jongelui die nu op pad zijn, en mailcontact met returnees. Er was zelfs een grafiekje van de te verwachten gemoedstoestand uitgedeeld. Het emotielijntje, zo leert de ervaring, schiet direct na aankomst naar euforische waarden om na verloop van luttele weken naar een realistischer hoogte te kelderen. Tegen de tijd dat Sinterklaas in Nederland heerlijke avondjes verzorgt en de kerstman voor de deur staat, duikt het grafiekje een flink stuk onder water, om pas weer in januari of februari, wanneer zelfs in het noorden van Canada de dagen weer lengen en het aftellen feitelijk is begonnen, weer op te klauteren.
Ook onze toen 15-jarige, vertrokken naar het bewoonde deel van Canada, wist waaraan ze was begonnen. Alle gedrukte folders waren gelezen, alle voorlichtingsdagen bezocht, ze had uitgebreide mailwisselingen met terugkeerders achter de rug. De site van de school en van het dorp was bestudeerd, er werd geluisterd naar het internetradiostation uit de buurt en het huis van haar toekomstige gastouders werd opgezocht via Google Earth.
Maar dat het soms zwaar zou kunnen zijn, ja dat zelfs op dag 6 de eerste tranen al biggelden? En dat dat akelige gevoel lang zou blijven hangen? Nee, daar staat ze zelf achteraf ook van te kijken. Heimwee is een rare ziekte, maar teruggaan was geen optie, dat heeft ze zichzelf al die tijd voorgehouden. En dat was maar goed ook, want ze wist niet wat er back home was gezegd: ‘Ze zal ze toch eerst drie maanden moeten huilen, wil ik haar laten terugvliegen.’
Grootspraak misschien. Maar we wisten wel: zodra ze in het vliegtuig terug zit, is de heimwee voorbij, maar van teruggaan zal ze haar leven lang spijt hebben.
Niet alleen het kind in het buitenland heeft last van heimwee. Ook de ouders zitten ermee. ’s Morgens vroeg wakker gebeld te worden door een verdrietig kind, is geen pretje. Je kunt er door de telefoon weinig aan doen. Erger: hoe meer er wordt gebeld, hoe sterker de heimwee wordt aangewakkerd. Sommige organisaties raden ronduit af om te bellen. Mailen of desnoods chatten zijn goed genoeg om levenstekens uit te wisselen; het komt al dichtbij genoeg.
Thuis waren we natuurlijk enorm trots op onze dochter die het allemaal maar durft en redt in haar eentje, die veel leert, ziet, meemaakt, en alles helemaal alleen oplost. ‘Nee, natuurlijk komt ze niet terug, ze redt zich wel’, zeiden we vol vertrouwen tegen iedereen die het wilde horen.
We dachten ook stiekem aan de berg geld die het hele grapje ons kostte. Acht- tot tienduizend euro komt eerst. En om dan halverwege terug te keren; toch een beetje zonde nietwaar? Niet goed, geld terug is een onbekend begrip bij de uitwisselingsorganisaties.
Die duizenden euro’s zijn trouwens niet allemaal voor de organisatie. Er zijn bijkomende kosten; er moest natuurlijk een ander mobieltje komen, een grotere koffer, allemaal delftsblauwe cadeautjes voor de gastouders, de vrienden en vriendinnen, een afscheidsfeestje voor vertrek, en natuurlijk veel warme kleren, een nieuwe bikini, een andere tas en ga zo maar door. Voor zakgeld adviseren de organisaties pakweg 200 dollar per maand, en reken maar dat het op gaat.
En vergeet niet: voor de eerstkomende zomervakanties ligt het gastland natuurlijk erg voor de hand als reisbestemming.
We bezochten deze zomer de gastouders, zij ging weer even bij vrienden en vriendinnen in heel Noord-Amerika op bezoek en maakte direct plannen om dit najaar in Duitsland, Zwitserland of Noorwegen collega-uitwisselaars te bezoeken, leeftijdgenoten die ze nog kent van de stedentrips naar New York en Toronto. Zelf sparen natuurlijk, maar helemaal budget-neutraal wordt het nooit.
Hoe de uitwisselaars zich gedurende het jaar staande houden, is goed te volgen op de weblogs. Geen high-schooler zonder zo’n prikbord vol briefjes, uitroepen, foto’s en oude toegangskaartjes. Via de sites van de organisaties zijn ze te vinden. Daar lazen we dat het natuurlijk hartstikke goed ging: het stikte van de tripjes en uitstapjes, vrienden en vriendinnen namen haar op sleeptouw, ze ging varen, jetskiën, in de hot tub, bergwandelen, fietsen, naar autoraces, naar dierentuin, safaripark, museum, parlementsgebouw, skiën, naar de kerk, uit eten en op familiebezoek. Enorm spannend en leuk, en alle meelezers van haar weblog stonden versteld van alle activiteiten. ‘Alsof het een heel jaar vakantie is’, mailde oma die meelas ons.
Maar tussendoor waren er ook veel saaie dagen. Dat stond dan niet op de openbare weblog. Daar is de mail voor. Dagen dat ze met haar ziel onder de arm rondliep, avond aan avond dvd’tjes keek en de heimwee onder de slaapkamerdeur doorkroop.
We vermoedden dat wel, en we lazen het op haar Facebook – nog zo’n bron van informatie – dat het ook wel eens niet zo jofel ging, maar denk maar niet dat ze ons dan belde. Nee, dat wilde ze zelf oplossen. Of ze klopte, na lang dralen, aan bij de area representative om alles eens flink van zich af te praten.
En ze was de enige niet. In enkele gevallen gaat het zelfs mis. Dan klikt het bijvoorbeeld niet tussen student en gastgezin. Soms – we hebben het alleen maar van horen zeggen – komt er een uitwisselingsstudent een paar dagen logeren bij die vertegenwoordiger omdat het gillend uit de hand is gelopen, omdat gastkind en gastouder elkaar niet meer konden uitstaan, en dan moet de vertegenwoordiger van de organisatie op zoek naar een ander gastgezin. Het is een minderheid natuurlijk, benadrukken de organisaties.
En achteraf? Ja, achteraf viel het allemaal erg mee. Die keren dat we opgelucht via Facebook te weten kwamen dat ze, nadat we dagenlang niets van haar hadden gehoord, gewoon veilig op school zat, zijn we nu – ruim vier maanden na het weerzien op Schiphol – weer bijna vergeten. Ook telefoontjes dat de laptop stuk was, of de pinpas leeg: het doet er niet meer toe. We missen bijna de avonden dat het chatvenstertje op de computer plotseling openklapte: ‘Papa?’
Nee, haar fotoboek is nog niet af; het valt immers niet mee om een keuze te maken uit de zevenduizend foto’s die ze meebracht, maar haar buit aan levenservaringen is een stuk rijker dan alleen plaatjes. Ja, heel even kregen we de indruk dat ze ontevreden zou zijn met het bestaan in dit kleine land, waar de mensen veel binnenshuis leven en waar alles tot op de centimeter ruimtelijk geordend is. Maar ook dat sentiment sleet snel tijdens de eerste schooldagen.
Nee, we willen niemand zo’n jaar ontraden. Ze zijn na die tien maanden sociaal slimmer, zelfstandiger, reislustiger, wereldwijzer, kortom alles wat je je kinderen gunt.
Gek genoeg bleef veel hetzelfde. Na een paar uur waren we aan elkaars aanwezigheid gewend; we begrijpen elkaar weer met half woord en een briefje op het aanrecht. Maar van haar doortastendheid stonden we wel te kijken. Ze reist zonder aarzelen, had in minder dan geen tijd een zaterdagbaantje en heeft tot ieders vreugde een – denken wij – heel Noord-Amerikaanse gewoonte overgenomen: rustig en ruim op tijd opstaan, relaxt ontbijten en vervolgens verkwikt naar school. Het is niet eens een kwestie van beter je tijd indelen; het heeft met een andere levenshouding te maken. Volwassener?
En ook wij, haar ouders, hebben iets geleerd. Loslaten? Welnee, vasthouden! En dat is moeilijker dan je denkt.